Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet medezeggenschap onderwijs 1992

 

Artikel 5 Algemene bevoegdheden en taken medezeggenschapsraad en raadsleden
1
Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de school met hem te bespreken. Het bevoegd gezag en de raad komen met elkaar bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de raad of het deel van de raad, dat uit en door het personeel onderscheidenlijk uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen. De besprekingen kunnen namens het bevoegd gezag worden gevoerd. Het bevoegd gezag kan, na overleg met de schoolleiding, een lid van de schoolleiding opdragen de besprekingen dan wel bepaalde besprekingen namens hem te voeren. Op verzoek van dit lid van de schoolleiding of op verzoek van de raad kan het bevoegd gezag dit lid ontheffen van de taak om een bespreking namens het bevoegd gezag te voeren.
2
De raad is voorts bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden, de school betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, bedoeld in de tweede volzin, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de raad. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van de in de vorige volzin bedoelde reactie, stelt het bevoegd gezag de raad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te plegen over de voorstellen, bedoeld in de tweede volzin.
3
De raad bevordert naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de school.
4
De raad waakt voorts in de school in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers.
5
Het bevoegd gezag verstrekt de raad aan het begin van het schooljaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, de taakverdeling tussen bevoegd gezag en schoolleiding en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad onverwijld in kennis van voornemens met betrekking tot de aangelegenheden bedoeld in artikel 6 onder a en artikel 7 onder a, d en e. Voorts verschaft het bevoegd gezag de raad, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft.
6
Het bevoegd gezag verstrekt de raad:
a
jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied;
b
jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit 's Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag;
c
jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag als bedoeld in artikel 171 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 157 van de Wet op de expertisecentra, artikel 106 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of de artikelen 2.5.3 en 2.5.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
7
Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de raad in het geding is, kan de raad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering, of dat onderdeel daarvan, niet deelneemt. De raad besluit dan tevens dat de behandeling van de betreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt.
8
De raad doet jaarlijks schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en draagt er zorg voor dat alle bij de school betrokkenen van het verslag kennis kunnen nemen. De raad draagt er zorg voor dat de agenda?s en verslagen van de vergaderingen van de raad worden toegezonden aan het bevoegd gezag, aan de eventuele geledingenraden en deelraden, en aan de eventuele gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, en ter inzage worden gelegd op een algemeen toegankelijke plaats op de school ten behoeve van belangstellenden. De raad stelt de eventuele geledingenraden ten minste eenmaal per jaar in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan, met hem overleg te voeren.
9
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor, dat de leden van de raad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de raad worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van kandidaatleden en voormalige leden.
10
De beƫindiging anders dan op eigen verzoek van de betrekking van een aan de school werkzame persoon mag geen verband houden met de kandidaatstelling voor het lidmaatschap, het lidmaatschap of het voormalig lidmaatschap van de betrokkene van de raad. Een beƫindiging van de betrekking in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •